Sparen via de Belastingdienst: een aanvulling op jouw pensioen?

9 november 2023 | Blog


Zoals voor vele Nederlanders is ook voor mij het pensioen altijd een ‘ver van mijn bed-show’ geweest. Maar ja, met het klimmen van de jaren komt het toch steeds dichter bij. Niet dat ik me al oud voel, maar toch… Gelukkig krijg ik nog ieder jaar weer een streepje achter mijn naam. En hoe meer ‘streepjes’, hoe dichter bij het pensioen. Als fiscalist ben ik daarom toch maar eens in mijn eigen pensioen gedoken. De tips die ik daar zelf uit heb gehaald, deel ik ook graag met jullie!

Financiering van de ‘oude dag’

Als we het over pensioen hebben, dan hebben we het niet over het pensioen zelf, maar over de financiering van onze oude dag. Hoe zorgen we ervoor, dat wanneer we gestopt zijn met werken, toch alles kunnen blijven betalen? Niet alleen de boodschappen en de vaste lasten, maar ook de leuke uitstapjes. En hebben we nog geld over voor de aankoop van (toch nog) een nieuwe auto of een elektrische fiets? De uitgaven en de inkomsten moeten ook na het pensioen in ‘balans’ blijven, om maar even als boekhouder te spreken. Ter dekking van die uitgaven, moeten er voldoende inkomsten en/of vermogen aanwezig zijn. Om hierin te voorzien bouwt men veelal op de volgende drie pijlers:
a) AOW
b) Werknemerspensioen
c) eigen voorzieningen

De AOW

Vanuit de overheid is een basispensioen geregeld, de voor iedereen welbekende AOW. Hoewel de AOW – vanwege de vergrijzing en het betaalbaar houden van de regeling – in de loop van de jaren is versoberd en op steeds latere leeftijd ingaat, blijft het nog altijd de basis voor de financiering van je oude dag.

Werknemerspensioen

Naast de AOW, bouwen mensen in loondienst vaak pensioen op via hun werkgever. Dat is overigens niet altijd zo. Niet iedereen bouwt pensioen op. Gelukkig is in veel CAO’s een pensioenregeling opgenomen of hebben werkgevers en werknemers in hun individuele arbeidsovereenkomst een (toekomstig) pensioen afgesproken.
Ondernemers voor de inkomstenbelasting (eenmanszaak/maatschap/vof) bouwen geen pensioen op. Diegene die hun onderneming in de vorm van een BV exploiteren is het afhankelijk of zij zichzelf vanuit hun BV een pensioen hebben toegezegd.

Eigen voorzieningen

Naast de AOW en het werknemerspensioen kan de financiering van je oude dag ook bestaan uit eigen gespaard inkomen/vermogen. Misschien heb je spaartegoed opgebouwd, heb je belegd in aandelen of in onroerend goed. Hieruit krijg je inkomsten ter aanvulling op jouw AOW/pensioen. Of je kiest ervoor om op het vermogen in te teren.

 

Sparen via de Belastingdienst

Er is ook nog een andere mogelijkheid om je pensioen aan te vullen. Namelijk door te sparen via lijfrente. Ik noem dit ook wel ‘sparen via de Belastingdienst’. De Wet inkomstenbelasting biedt namelijk de mogelijkheid om via inleg van een zogenaamde lijfrente te sparen voor toekomstige uitkeringen. De inleg van een lijfrente is op het moment van storting aftrekbaar van jouw inkomen. Dit bespaart je op korte termijn direct belasting, omdat het gestorte bedrag jouw belastbaar inkomen verlaagt.
De uitkering wordt later toegevoegd aan je inkomen en dat zal dan worden belast. De truc zit ‘m hier om de uitkering te laten plaatsvinden nádat je de AOW-leeftijd hebt bereikt. Belastingplichtigen, die hun AOW-leeftijd hebben bereikt, betalen over hun inkomen immers geen AOW-premie meer. Dit komt er op neer dat het inkomen in de eerste schijf van de inkomstenbelasting (afgerond € 37.000) belast is tegen (afgerond) 19%. De lijfrente-premie bij storting is minimaal aftrekbaar tegen (afgerond) 37%. Afhankelijk van andere regelingen, zoals premie zorgverzekeringswet, maar ook diverse inkomensafhankelijke regelingen (voor nu te ver om hier op in te gaan) kan het voordeel wel 20% van de inleg bedragen.

 

Rendement bij ‘sparen via Belastingdienst’

De storting van een lijfrente in een lijfrenteproduct – gemakshalve hier een lijfrentespaarrekening genoemd – levert op die spaarrekening een rendement op. Op dit moment is bij een looptijd van 10 jaar de rente ongeveer 2,75%. Gedurende de looptijd krijg je dit als spaarrente op deze spaarrekening. Er rekening mee houdend dat een storting aftrekbaar is tegen een hoger tarief dan dat het later belast is, ligt het gemiddelde rendement op ongeveer 5%. Via het tarief-voordeel van de Belastingdienst verhoog je dus het rendement op jouw inleg.Gaan we uit van een looptijd van 5 jaar, dan is het gemiddelde rendement met ruim 6,5% nog iets hoger. Is de looptijd 15 jaar, dan is het gemiddelde rendement ongeveer 4%. Toch nog altijd hoger dan de standaard spaarrente van dit moment.

Hieronder een fictief en vereenvoudigd rekenvoorbeeld:

Stel, je legt € 10.000 in op een lijfrentespaarrekening. Na 10 jaar is dit bedrag – tegen een rente van 2,75% – aangegroeid tot € 13.000. Het bedrag wordt vervolgens uitgekeerd en belast tegen 27,5% (inkomstenbelasting en premie zorgverzekeringswet). Je krijgt netto € 9.500 uitgekeerd. Omdat de originele inleg aftrekbaar is tegen 43%, bedraagt de netto inleg € 5.700. Jouw uiteindelijke totale rendement bedraagt daardoor € 3.800 (€ 9.500 – € 5.700), wat neerkomt op een rendement van 5,25% per jaar.

Mag je sparen via een lijfrente?

Het bedrag dat je in mindering mag brengen op het inkomen is afhankelijk van een berekening. Hierbij wordt rekening gehouden met je toekomstige AOW en dat je mogelijk ook pensioen via een werkgever opbouwt. De uitkomst van deze berekening mag je dan in mindering brengen op je inkomen. Is deze berekening negatief, dan bouw je al voldoende oudedagsvoorziening op. Is deze positief, dan wordt verondersteld dat je een pensioentekort hebt. Deze (positieve) uitkomst wordt ook wel ‘jaarruimte’ genoemd.

Naast de term jaarruimte kennen wij ook de term reserveringsruimte. De niet benutte jaarruimtes (van meerdere jaren) vormen samen deze reserveringsruimte. Indien je dus een aantal jaren geen lijfrente hebt gestort dan kun je dat via de reserveringsruimte alsnog ‘inhalen’.

 

Verruiming van de jaarruimte en reserveringsruimte

Afgelopen zomer is in de Tweede – en Eerste Kamer een nieuwe Pensioenwet aangenomen. Onderdeel van deze wijziging is dat ook de Wet Inkomstenbelasting is gewijzigd. Als gevolg van deze nieuwe regels is de jaarruimte grofweg 2 tot 2,5 keer zo groot geworden. De reserveringsruimte bedraagt voortaan maximaal € 38.000, dit maximum was voorheen (afgerond) € 7.500 / € 15.000 (afhankelijk van jouw leeftijd).

Zowel de verruiming van de jaarruimte als die van de reserveringsruimte bieden nu dus veel meer ruimte om te sparen als aanvulling op het pensioen. En dat ook nog eens tegen een rendement van toch al snel 4-5-6%!

 

Leuker kunnen ze het dus toch wel maken!

Indien je voor het jaar 2023 nog gebruik wilt maken van jouw jaarruimte en/of reserveringsruimte, zal een storting uiterlijk 31 december van dit jaar moeten plaatsvinden.

Iedereen kan en mag van deze mogelijkheid gebruik maken. Maar voor iedereen is de uitkomst van de jaarruimte en/of reserveringsruimte weer anders. Het is altijd zinvol om eens uit te zoeken wat de mogelijkheden voor jou zijn. Uiteraard kunnen wij je daarbij helpen. Raadpleeg jouw adviseur of stuur mij een bericht via m.kluijtmans@hendriksen.nl.

Marcel Kluijtmans
Belastingadviseur

Marcel Kluijtmans

Belastingadvies

Terug naar overzicht

Op de hoogte blijven? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.